Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
boerenlul. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
boerenlul, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
boerenlul in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
boerenlul is hier. De definitie van het woord
boerenlul zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
boerenlul, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de boerenlul m
- (pejoratief) een ruw, onbeschaafd, onhandig en dom persoon; een simpele ziel
- Ik voel me heel erg een boerenlul als ik me over Griekenland een mening probeer te vormen, want ik denk steeds: als je een keer failliet bent gegaan, kun je toch opnieuw beginnen? [2]
- geuzennaam voor een agrariër
- Met 'Ik bun moar een eenvoudige boerenlul' gaat Høken in Bentelo van start. Een uitzinnig publiek, gekleed in óf een Normaal-shirt of helemaal geen bovenkleding. 'De letste keer in Bèèntel!', schreeuwt frontman Bennie Jolink het publiek toe. [3]
- sufferd, stommeling, boerenhufter, boerenkaffer, boerenkinkel, boerenkloot, boerenknurft, boerenlummel, boerenpummel, hork, sukkel, domoor, druiloor, ezel, ezelsveulen, klojo, kluns, onnozelaar
98 % |
van de Nederlanders;
|
93 % |
van de Vlamingen.[4]
|