bouwsel

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord bouwsel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord bouwsel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je bouwsel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord bouwsel is hier. De definitie van het woord bouwsel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbouwsel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Het Bouwsel
  • bouw·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwsel bouwsels
verkleinwoord bouwseltje bouwseltjes

het bouwselo

  1. (schertsend) iets wat gebouwd is maar niet heel nuttig of degelijk is
    • „We hebben een stuk grond van 10 bij 18 meter, met daarop een blokhut van 3 bij 4. Eigenlijk is het best zonde dat al die eilanden volgebouwd raken, met bouwsels in alle kleuren van de regenboog. Maar dat krijg je, de gemeente heeft al decennia duidelijke regelgeving verzuimd.[2] 
98 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Gemma Venhuizen 13 april 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be