brui

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord brui. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord brui, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je brui in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord brui is hier. De definitie van het woord brui zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbrui, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • brui
enkelvoud meervoud
naamwoord brui
verkleinwoord

de bruim

  1. (verouderd) slag, stoot
    • Een in den gemeenen spreektrant gebruiklijk woord, voor slag, stoot: ik gaf hem eenen brui. 
     Men riep den brui valt in, 'k ontweek die wisse slaagen. Men is syn vaaderstad, en welvaart, van het land Gehouwen voor te staan, ook met gevaar van 't leeven:[3]
  • Er/Ergens de brui aan geven
Ergens mee stoppen uit demotivatie, frustratie over het gebrek aan voortgang e.d.
89 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 juli 2020 Weblink bron
    Pieter Weiland
    “'Nederduitsch taalkundig woordenboek, deel B, C, D.” (1801), Johannes Allart, Amsterdam, p. 485
  3. Bronlink Weblink bron
    Joannes Six van Chandelier
    Stadhuisbrand (1650) in:
    A.E. Jacobs (ed.)
    Gedichten (1991), Van Gorcum, Assen, p. 506
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be