Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
deal. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
deal, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
deal in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
deal is hier. De definitie van het woord
deal zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
deal, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de deal m
- (informeel) overeenkomst, transactie
- De wethouder had een deal gemaakt met de vastgoedondernemer.
- Een gauwdief gaat aan een vroom en eerlijk man vragen om met hem een deal te sluiten, maar hij krijgt een negatief antwoord. Dan gaat die gemenerd, louter uit spijt en wraakzucht, alle gelegenheden na om die goede man leed te berokkenen.
- ▸ De modellen die het grootste gedeelte van de show lopen zijn beroeps uit Bulgarije en Polen. Ons management heeft een deal met dat van hen gemaakt.
- ▸ We liepen naar de tabakswinkel op de Dalagatan en kochten, ja dat wil zeggen hij kocht, twee losse Boys zodat we konden roken terwijl we de details van de deal doorspraken.
deal
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dealen
- gebiedende wijs van dealen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dealen
96 % |
van de Nederlanders;
|
97 % |
van de Vlamingen.
|
deal
- transactie
deal
- handelen
deal m
- (spreektaal) verkoop van drugs
- (spreektaal) afspraak, deal
- «J’ai un deal avec Michel, il va me fournir un ampli pour notre résoi, moi j'apporte les CDs.»
- Ik heb een deal met Michel, hij zorgt voor een versterker voor ons feest, ik breng de cd's mee.