Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
diskwalificeren. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
diskwalificeren, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
diskwalificeren in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
diskwalificeren is hier. De definitie van het woord
diskwalificeren zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
diskwalificeren, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- van kwalificeren met het voorvoegsel dis-; in de betekenis van "uitsluiten" voor het eerst aangetroffen in 1667 (zie vindplaats hieronder) [1][2]
diskwalificeren
- overgankelijk vaststellen dat aan een noodzakelijke voorwaarde is voldaan om een bepaalde activiteit te mogen uitvoeren of functie te mogen bekleden, uitsluiten van deelname
- Nadat de eerste wedstrijd in 2-2 was geëindigd, won River Plate zondagavond met 3-1. Het sporttribunaal CAS spreekt zich binnenkort nog wel uit over een verzoek van Boca om River Plate te diskwalificeren. [3]
- (…) dat dienvolgende deselve Gedeputeerdens, insiende de stricte last, die de voorsz. vroetschap aen haer hadde believen te geven, haer verlegen hadden gevonden om de stem van de Stadt van Leyden op een der voorsz. personen te brengen, vermits (…) alle deselve personen, vermogens de resolutie van dese vroetschap van date den 12en Julij, gedisqualificeert souden sijn geweest omme tot de voorsz. ampten gepromoveert te werden, (…) [4]
- zeggen dat iets niet goed is
- Lokale politici komen woorden tekort om het onderzoek te diskwalificeren en Emmen, met meer dan honderdduizend inwoners, de hemel in te prijzen.[5]
- disqualificeren (officiële spelling vanaf 1935 in Nederland en 1946 in België tot 1955 en daarna nog toegelaten in de officiële spelling tot 1996)
- disqualificeeren (officiële spelling tot 1935 in Nederland en 1946 in België)
98 % |
van de Nederlanders;
|
96 % |
van de Vlamingen.[6]
|