doon

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord doon. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord doon, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je doon in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord doon is hier. De definitie van het woord doon zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vandoon, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doon
dij
gedaon
klasse 8 volledig
  • IPA: /doːn/ (Etsbergs)

doon

  1. doen
  2. maken
  3. laten
    «Dooch 't vare, doe zöls nömmer riek waere mid det.»
    Laat het varen, je zult daarmee nooit rijk worden.
  4. laten doen (in combinatie met )
    «Doe mós det tö doon, went anges geit 't verkieërdj.»
    Je moet dat laten doen, want anders gaat het verkeerd.
  5. repareren
  6. (verouderd) willen
    «Waat se deis, muuerk nemes.»
    Wat je wil, interesseert niemand.
  7. aanmaken, creëren
  8. beginnen aan
    «Dooch nag daen ópgaaf èn doe bös aaf.»
    Begin nog even aan die opdracht en je bent klaar.
  9. aan de hand zijn
    «Waat deit tich?»
    Wat is er aan de hand met jou?
  10. (verouderd) standaard persoonsvorm in een zin
    «Weer dijje rènne euver 't zandjpaad.»
    Wij renden over het zandpad.
  11. stoppen
    «Dooch dich det meh in diene rögkszakke.»
    Stop het maar in je rugzak.