dorpsbewoner

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord dorpsbewoner. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord dorpsbewoner, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je dorpsbewoner in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord dorpsbewoner is hier. De definitie van het woord dorpsbewoner zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vandorpsbewoner, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
dorpsbewoners op het ijs
  • dorps·be·wo·ner
enkelvoud meervoud
naamwoord dorpsbewoner dorpsbewoners
verkleinwoord

de dorpsbewonerm

  1. iemand die in een dorp woont
    • In 2006 was 15 procent van de Nederlanders negatief over homo- en biseksualiteit, aldus het SCP-rapport, en vorig jaar was dat verder gedaald tot 7 procent. Ook in kringen die doorgaans minder blijmoedig over homoseksuelen denken, zoals wekelijkse kerkgangers, mannen, ouderen, dorpsbewoners en stemmers op christelijke partijen, wordt minder negatief geoordeeld.[2] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Arjen Schreuder 3 april 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be