emotie

• Geluid:  emotie    (hulp, bestand)
• IPA: / eˈmo(t)si / (3 lettergrepen)

• emo·tie

• van Frans émotion, in de betekenis van ‘gemoedsbeweging’ aangetroffen vanaf 1824 ^{[1] [2] [3]}

de emotie v

1. (psychologie) hevig gevoel, sterke gemoedsbeweging

   • Het is niet goed om je emoties te onderdrukken. 

   ▸ Mentaal sterke mensen: Vermijden zelfmedelijden; Zijn de baas over hun eigen emoties; Lopen niet weg voor veranderingen;^[4]

   ▸ In het Tweede Kamerdebat over de Voorjaarsnota heeft PVV-leider Wilders in een discussie over de koopkracht VVD-fractievoorzitter Hermans "de tassendrager van de heer Rutte" genoemd. De opmerking leidde tot emotie bij Hermans en verontwaardiging bij andere fractievoorzitters.^[5]

• gevoel

• emotieloos

• emocratie, emotie-tv, emotiecultuur, emotieloos, emotietelevisie

• vreugde, verdriet, woede, angst, verbazing, afschuw

• aandoening, affect, bewogenheid, emotioneel, gemoedsaandoening, gemoedsbeweging, gemoedsindruk, gevoelen, opwinding, roersel, sentiment

• Het woord emotie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "emotie" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.