afschuw

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord afschuw. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord afschuw, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je afschuw in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord afschuw is hier. De definitie van het woord afschuw zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanafschuw, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • af·schuw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘gevoel van afkeer’ voor het eerst aangetroffen in 1736 [1]
  • samenstelling van  af  en  schuw  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord afschuw -
verkleinwoord - -

de afschuwm

  1. hevige afkeer
    • Haar gezicht was vertrokken van afschuw. 
     Zweden koos aan het begin van de coronacrisis een aanpak die afweek van die in veel andere landen in Europa: scholen, sportscholen, horecazaken en winkels bleven open. Wel moesten Zweden 1,5 meter afstand van elkaar houden op straat. Tegelijkertijd werd erop gerekend dat mensen de nieuwe coronaregels vrijwillig zouden naleven, tot afschuw van buurlanden.[3]
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]