erfstadhouder

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord erfstadhouder. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord erfstadhouder, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je erfstadhouder in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord erfstadhouder is hier. De definitie van het woord erfstadhouder zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanerfstadhouder, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
erfstadhouder Willem V
  • erf·stad·hou·der
enkelvoud meervoud
naamwoord erfstadhouder erfstadhouders
verkleinwoord

de erfstadhouderm

  1. (geschiedenis) de benaming voor de functie die bekleed werd door de stadhouders van de gewesten Holland en Zeeland vanaf 1674, Friesland vanaf 1675, en de laatste twee stadhouders van alle gewesten van de Republiek der Verenigde Nederlanden vanaf 1747
     De verheffing heeft Workum al in een gloed van lichten gezet, maar hoe vrolijk moet het dan wel niet bij u toegaan? Het is verbluffend zo snel als men Zijne Majesteit overal tot erfstadhouder heeft uitgeroepen, het eerst natuurlijk in Zeeland maar eergisteren dan ook door de gezwenkte Staten van Holland en Utrecht.[3]
     De prins krijgt van de hertog een beschermde opvoeding. Dat doet zijn karakter geen goed. De prins houdt er een onzeker en besluiteloos karakter aan over. Geen gunstige eigenschappen voor iemand die als erfstadhouder van de Verenigde Nederlanden leiding moet geven aan een land in rep en roer.[4]