farao

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord farao. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord farao, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je farao in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord farao is hier. De definitie van het woord farao zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanfarao, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·rao
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘naam van Egyptische koningen’ voor het eerst aangetroffen in 1285
  • Herkomst: Hebreeuws (gangbare Nederlandse versie), letterlijk: in het Egyptisch 'groot huis'
  • Afkomstig uit het klassiek Hebreeuws (Bijbels). Het is een verbastering van het Egyptische per āa (groot huis, paleis).
enkelvoud meervoud
naamwoord farao farao's
verkleinwoord faraootje faraootjes

Zelfstandig naamwoord

de faraom

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) titel van de koning van Egypte, ook gebruikt als eigennaam; de enige farao's die in het OT bij hun eigen naam worden genoemd, zijn Chofra, Necho, Sisak en Tirhaka (274×: Gen. 12:15 +, Ex. 1:11 +, Deut. 6:21 +, 1 Sam. 2:27 +, 1 Kon. 3:1 +, 2 Kon. 17:7 +, Jes. 19:11 +, Jer. 25:19 +, Ez. 17:17 +, Ps. 135:9 +, Hoogl. 1:9, Neh. 9:10, 1 Kron. 4:18, 2 Kron. 8:11; ook 5× in NT)
    • De Egyptenaren noemden hun koning zelden farao. 
Verwante begrippen
  • Hebreeuws (transcriptieversie): paro
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen