gebaar

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord gebaar. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord gebaar, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je gebaar in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord gebaar is hier. De definitie van het woord gebaar zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangebaar, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ge·baar
  • In de betekenis van ‘beweging van het lichaam’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
  • Afgeleid van gebaren
enkelvoud meervoud
naamwoord gebaar gebaren
verkleinwoord gebaartje gebaartjes

het gebaaro

  1. (communicatie) een beweging waarmee men iets wil zeggen
     Van lieverlede werd hij echter beschouwd als de 'vriend der kinderen'. In Nederland leest men over het St. Nicolaasfeest voor het eerst in het jaar 1360. De koorknaapjes in Dordrecht kregen er vrij voor. In optocht trokken zij door de stad en bedelden, met een smekend gebaar, hun bisschopsgeld bij elkaar. Maar in de zeventiende eeuw werd dit verboden![2]
  2. (communicatie) een handeling waarmee men iets wil uitdrukken
     Als ik de volle maan zie sla ik vreemd genoeg altijd een kruis, kus mijn duim en wijs naar de maan als gebaar van dankbaarheid voor de rijke ervaringen in mijn leven en de mensen om mij heen.[3]
     Een hele tijd later kwam ik een magere 22-jarige jongen tegen die in tegengestelde richting van noord naar zuid liep en geen woord sprak. Eerst dacht ik dat hij misschien verlegen of zelfs stom was, maar opeens schreef hij een korte vraag in een klein notitieblokje en vulde het aan met wat eenvoudige gebaren.[3]
vervoeging van
gebaren

gebaar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gebaren
    • Ik gebaar. 
  2. gebiedende wijs van gebaren
    • Gebaar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gebaren
    • Gebaar je? 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. "gebaar" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 10
  3. 3,0 3,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be