grootje

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord grootje. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord grootje, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je grootje in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord grootje is hier. De definitie van het woord grootje zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangrootje, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • groot·je
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord grootje grootjes

het grootjeo dim. tant.

  1. (persoon), (familie), (informeel) grootmoeder, oma
    • Mijn grootje heeft me dat altijd verteld. 
  • Naar zijn grootje helpen
(informeel) (van voorwerpen) kapotmaken, stukmaken; (van personen) doodmaken, ombrengen (~ om zeep helpen)
  • Naar zijn grootje zijn
(informeel) (van voorwerpen) kapot zijn, het niet meer doen; (van personen) overleden zijn

het grootjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord groot
87 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be