gym

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord gym. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord gym, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je gym in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord gym is hier. De definitie van het woord gym zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangym, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • gym
1 enkelvoud meervoud
naamwoord gym
verkleinwoord
2 enkelvoud meervoud
naamwoord gym gymmen
verkleinwoord gymmetje gymmetjes

de gymv

  1. gymnastiekles
    • We hebben zo gym. 
  2. ruimte met fitness apparaten
    • Hockney pakt de draad weer op, de burger is afgelegd, en doet zijn gehoorapparaten in. ‘Ik ben nog nooit in mijn leven in een gym geweest, en dat hou ik zo’, zegt hij, en er wordt instemmend gegrinnikt. [1] 

het gymo

  1. gymnasium
    • Zit jij op het gym? 
vervoeging van
gymmen

gym

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gymmen
    • Ik gym. 
  2. gebiedende wijs van gymmen
    • Gym! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gymmen
    • Gym je? 
99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]