Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
halftijds. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
halftijds, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
halftijds in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
halftijds is hier. De definitie van het woord
halftijds zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
halftijds, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
halftijds
- van een baan of betrekking dat deze geen volledige werkweek omvat
- Maaike H. wilde twee jaar na haar behandeling opnieuw halftijds gaan werken. Nee, zei haar werkgever. De rechter fluit de werkgever terug. Een primeur.[1]
- Sinds juli 2017 liggen acht scheidsrechters, van wie zeven met een FIFA-badge, bij de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) onder een halftijds contract.[2]
- 'Neem je bijvoorbeeld halftijds ouderschapsverlof, dan moet je gedurende minstens twee maanden week na week halftijds thuisblijven', zegt N-VA-Kamerlid Jan Spooren. 'Je kan niet een week deeltijds werken en de week erna voltijds.'[3]
- de helft van de tijd
- Halftijds in Zwitserland wonende schrijfster van wie het debuut M. aanvankelijk amper werd opgemerkt, maar die werd geprezen om de wijze waarop ze haar woorden betekenis gaf: door de echt belangrijke zaken allemaal tussen de regels door te laten zien.[4]
86 % |
van de Nederlanders;
|
98 % |
van de Vlamingen.[5]
|