handschoen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord handschoen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord handschoen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je handschoen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord handschoen is hier. De definitie van het woord handschoen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhandschoen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Handschoenen.
  • hand·schoen
  • In de betekenis van ‘kledingstuk voor de hand’ voor het eerst aangetroffen in 1286 [1]
  • samenstelling van  hand  en  schoen 
enkelvoud meervoud
naamwoord handschoen handschoenen
verkleinwoord handschoentje handschoentjes

de handschoenv / m

  1. (kleding) een handkledingstuk met aparte vingers
    • Verdorie, ik ben mijn handschoenen vergeten mee te nemen. 
     Er viel as van mijn sigaret op mijn pantalon terwijl ik de naam van die stad uitsprak. Hij had het gezien en voordat ik kon protesteren, had hij een van zijn witte handschoenen uitgetrokken en wijdde hij zich met volledige aandacht aan het werkje om mijn broekspijp daarmee af te kloppen. Hij had magere, donkere handen.[2]
     Met een doorrookte stem vertelde hij me dat zijn paarden in deze hitte vijftig liter per dag nodig hadden. ‘Ze hebben een temperamentje, net als mijn vrouw!’ Hij aaide de schimmel over zijn neus, die in de handschoen van de man probeerde te bijten.[3]

Iemand de handschoen toewerpen.

  • Iemand uitdagen.

De handschoen opnemen.

  • De uitdaging aannemen.

Het is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken.

  • Het is een kattig persoon.
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]