hek

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord hek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord hek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je hek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord hek is hier. De definitie van het woord hek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • hek
  • In de betekenis van ‘rastering’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1227 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord hek hekken
verkleinwoord hekje hekjes

het heko

  1. omheining, afscheiding
     Om het veld heen liep een hek, zodat de bal niet makkelijk de weg op kon rollen.[2]
  2. draaibaar deel van een omheining, het deel dat als toegang gebruikt wordt
     De opzichter ontsluit het ijzeren hek, dat het station Eismeer van de steile, naakte rotswand scheidt.[3]
  3. (molenaarsambacht) raamwerk van latten van een molenwiek
      Molenwiek noemen wij ieder' uitsteekenden arm van eene molenroede met het noodige latwerk, dat Hekwerk of de Hekken genoemd wordt, voorzien. — Zo dat, eigenlijk gesproken, een iedere Molen maar twee roeden doch vier wieken hebbe.[4]
  4. (scheepvaart) de bovenachterzijde van een schip, achterreling
  • De wind niet door de hekken laten waaien
Elke mogelijke gelegenheid benutten
  • Als het hek van de dam is, lopen de schapen overal.
Wanneer er geen toezicht is, doet men wat men maar wil (vgl. als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel)
  • De een mag een koe stelen, de ander mag nog niet over het hek kijken.
Er wordt met twee maten gemeten, de een mag veel terwijl de ander niks of veel minder mag
  • De hekken zijn verhangen.
De situatie is geheel veranderd (vgl. De bordjes zijn verhangen)
  • Het hek is van de dam.
Er is geen belemmering meer, zodat iedereen nu kan doen wat hij wil (vaak in negatief opzicht)
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  1. "hek" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Bronlink Weblink bron “Spelende kinderen” (195?)
  3. Bronlink Weblink bron
    Wilkeshuis, C.;Schuurmans, Bach
    “Bont palet : bloemlezing voor het V.G.L.O. en het A.V.O. aan Nijverheidsscholen” (1950), W.J. Thieme & Cie
  4. Bronlink Weblink bron
    Aeneae, H.
    “Verhandeling over de molenwieken in het algemeen; en over die volgens de uitvinding van Jan van Deijl en zoon te Amsterdam, in het bijzonder.” (1785)
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be