hiver

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord hiver. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord hiver, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je hiver in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord hiver is hier. De definitie van het woord hiver zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhiver, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • hi·ver
Naar frequentie 5961

hiver

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hive


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  hiver     l'hiver     hivers     les hivers  

hiver m

  1. winter
    «Dans l'hiver, nous allons toujours skier dans les Alpes.»
    In de winter gaan wij altijd in de Alpen skiën.


  • hi·ver
Naar frequentie 10203

hiver

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hive



  • hi·ver

hiver

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hiva

hiver

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hive