Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
huisbewaarder. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
huisbewaarder, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
huisbewaarder in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
huisbewaarder is hier. De definitie van het woord
huisbewaarder zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
huisbewaarder, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de huisbewaarder m
- iemand die in een huis woont als de eigenaar afwezig is om het te bewaken en te onderhouden
- Natuurlijk, dat is goed, zei de graaf verstrooid. Maar daar gaat het nu niet om, en ik verzoek je je niet met dat soort futiliteiten bezig te houden, ga liever helpen met pakken, morgen gaan we, morgen gaan we weg...
De graaf gaf dezelfde orders aan de huisbewaarder en het personeel. Tijdens de maaltijd vertelde de teruggekeerde Petja het laatste nieuws.[2]
- (beroep) conciërge
- Bij ons overleggen we zoiets eerst. Kinderen horen het netjes te vragen. Sorry, maar het is gewoon asociaal zoals Max zich gedraagt. En dan dat gedoe met die huisbewaarder. Dat zou ik nooit goed vinden. Verschillen zijn er om gerespecteerd te worden. Ik kan me niet voorstellen dat Simon dat plezierig zou vinden.'[3]
1. iemand die in een huis woont als de eigenaar afwezig is om het te bewaken en te onderhouden