huizenbezit

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord huizenbezit. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord huizenbezit, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je huizenbezit in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord huizenbezit is hier. De definitie van het woord huizenbezit zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhuizenbezit, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • hui·zen·be·zit
enkelvoud meervoud
naamwoord huizenbezit
verkleinwoord

het huizenbezito

  1. het hebben van een woonhuis
     Verzekeraar Allianz heeft een en ander becijferd in het jaarlijkse Global Wealth Report. In het vermogen worden spaargeld, beleggingen, huizenbezit en -schuld meegenomen.[1]
     De PVDA, ook voor een drastische beperking, kiest niet voor een huizenprijsgrens. De partij wil dat de aftrek over 30 jaar voor iedereen nog maar 30% is. Hypotheekrenteaftrek moet weer worden waar het voor bedoeld was, een stimulans op huizenbezit en niet op rijkdom, aldus PvdA-leider Samsom.[2]


  1. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2022 Weblink bron “Nederland op drie na rijkste land” (Dinsdag 23 september 2014, 12:17), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2022 Weblink bron “Partijen verdeeld over advies Rehn” (Woensdag 30 mei 2012, 17:15), NOS