Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
hurk. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
hurk, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
hurk in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
hurk is hier. De definitie van het woord
hurk zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
hurk, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
de hurk v / m
- houding waarbij men met gebogen knieën op de onderbenen rust
- Soms is het lastig weer uit een hurk overeind te komen.
- ▸ Eerst hadden we nog een poging gedaan om de boer, die enkel een lendendoek droeg, duidelijk te maken dat hij naar het naaste dorp moest lopen om hulp te halen; maar hij was niet uit de diepe hurk te krijgen waarin hij aanstonds was neergezonken.[6]
- ▸ ⧖ Regt op haar aan treedende, kwam een van haar zonder spiets naa my toe, gaande op de hurk sitten, als voor deesen, ik wenkten hem op te staan, dat hy deed: (…)[7]
- (verouderd) een kind zo klein als iemand die op zijn hurken rust
- Hij was nog maar een hurkje.
- Het meervoud "hurken" heeft (onder meer) dezelfde betekenis en is dus voor wat betreft de betekenis niet het meervoud van "hurk".
- op de hurken
met gebogen knieën op de onderbenen rustend
(figuurlijk) alsof je een kind toespreekt
hurk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hurken
- gebiedende wijs van hurken
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hurken
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
de hurk m
- (pejoratief) iemand die zich onaangenaam gedraagt door zich niet aan omgangsvormen te houden
- Wat een hurk van een vent is dat, zeg...
- ▸ ⧖ 't Was begrootelijk (jammer) maar wat zal je met zoo'n hurk (slecht mensch) beginnen?[8]
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ hurk op website: Etymologiebank.nl
- ↑
P. Weiland
, Nederduitsch taalkundig woordenboek, Johannes Allart, Amsterdam (1799-1811)
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ hurk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron
A. den Doolaard
“Prinsen, priesters en paria's. Reizen door India en Thailand.” (1962), Querido, Amsterdam, p. 129 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
- ↑ Weblink bron
Hendrik Smeeks (ed. P.J. Buijnsters)
“Beschryvinge van het magtig Koningryk Krinke Kesmes.”, herdruk (1976; 1e druk: 1708), W.J. Thieme & Cie, Zutphen, ISBN 90 03 21770 X, p. 195
- ↑ Weblink bron
J. de Vries
Westfriesche woorden., P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam in: De Gids., jrg. 68 deel 1 nr. 2 (1904), p. 333 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren