identiteitschip

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord identiteitschip. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord identiteitschip, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je identiteitschip in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord identiteitschip is hier. De definitie van het woord identiteitschip zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanidentiteitschip, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
1. Met een identiteitschip aan je schoen kan bij een race met veel deelnemers toch je individuele tijd worden vastgesteld.
  • iden·ti·teits·chip
enkelvoud meervoud
naamwoord identiteitschip identiteitschips
verkleinwoord identiteitschipje identiteitschipjes

de identiteitschipm

  1. (informatica) electronica op een klein stukje halfgeleiderkristal gebruikt om snel en betrouwbaar vast te stellen wie je bent
     Een kat in de Amerikaanse staat Californië is tien jaar na zijn verdwijning terugbezorgd bij zijn baasje. Zijn terugkeer is te danken aan de identiteitschip die zijn baasje onder de huid van het dier had laten aanbrengen.[1]
  • Als het nodig is om verwarring over de opbouw van het woord te voorkomen, kan volgens de toelichting bij spellingregel 6.C ook de schrijfwijze met een koppelteken worden gebruikt: identiteits-chip.
 In juli stond de identiteits-chip (RFID) centraal.[2]
  1. Bronlink geraadpleegd op 3 januari 2023 Weblink bron Kat na tien jaar terug dankzij chip in: Provinciale Zeeuwse Courant op Wikipedia, jrg. 246 nr. 231 (27 september 2003), p. 5 kol. 6/7
  2. Bronlink geraadpleegd op 3 januari 2023 Weblink bron
    J. Hippe e.a.
    Kroniek 2005. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2005 : ChristenUnie jaaroverzicht 2005 in:
    G.Voerman (red.) 
    Jaarboek 2005 (2006), Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen Groningen, p. 30-37