inciviek

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord inciviek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord inciviek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je inciviek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord inciviek is hier. De definitie van het woord inciviek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vaninciviek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ci·viek
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans incivique, in de betekenis van "politiek onbetrouwbaar" aangetroffen vanaf 1944 (zie vindplaats hieronder)
enkelvoud meervoud
naamwoord inciviek incivieken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de inciviekv / m

  1. iemand die door gedrag en opvattingen niet langer als betrouwbaar staatsburger wordt gezien (vooral gebruikt voor Belgen die met de nazi's hadden geheuld)
    • Jan Frans Willems was een ‘inciviek’ van na 1830 en moest een ‘epuratie’ ondergaan: de ambtenaar werd, in Januari 1831, wegens zijn begrijpende houding tegenover het bestuur van Koning Willem en namelijk tegenover de taalpolitiek vóór 1830, met verlaging van wedde verplaatst van Antwerpen, waar hij zijn meest passenden werkkring gevonden had, naar Eekloo, dat nauwelijks een groot dorp was; vijftien jaar later stierf hij aan een beroerte, enkele uren na een al te driftigen twist met de franskiljons van het Gentsche stadhuis... 
    • Met sympathieke tact heeft Michiels dit gegeven tot een vrij leesbare roman uitgebouwd rondom de ontroerende figuur van Elise en de zgn. inciviek Raymond Terblanche, wiens enig vergrijp er in bestond tijdens de bezetting geen ontslag te hebben genomen uit de nationalistische partij, waarvan hij reeds jaren lid was. 
Synoniemen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen inciviek incivieker inciviekst
verbogen incivieke inciviekere inciviekste
partitief incivieks inciviekers -

Bijvoeglijk naamwoord

inciviek

  1. politiek onbetrouwbaar, in het bijzonder: blijk gevend van steun aan de nazi's
    • Zij mag zichzelf daarbij - naar het woord van een onzer collega's - een klinkend getuigenis geven van goed gedrag: onze zittingen zijn vier jaar lang vrij gebleven van elke vreemde inmenging en niet een onfatsoenlijk of inciviek woord is hier gesproken geworden. 
  2. (figuurlijk) buitengewoon onmaatschappelijk
    • Spelen in functie van berekening en onwil om te scoren is inciviek. Het is pure oplichterij die supporters niet verdienen. 
Synoniemen

Gangbaarheid

8 % van de Nederlanders;
43 % van de Vlamingen.

Verwijzingen