kasteel

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord kasteel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord kasteel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je kasteel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord kasteel is hier. De definitie van het woord kasteel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vankasteel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Kasteel Hoensbroek.
  • kas·teel
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘burcht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kasteel kastelen
verkleinwoord kasteeltje kasteeltjes

het kasteelo

  1. (bouwkunde) middeleeuwse versterkte woning
    • Kasteel Hoensbroek is een van de mooiste en grootste kastelen van Nederland. Het oudste deel van het kasteel stamt uit 1250. 
     Het is een verleidelijk beeld, als je langs talloze kerken en kastelen rijdt, door stadjes waar geen leven te bekennen is, laat staan enige moderne vorm van bedrijvigheid. Maar daarmee misken je de dynamiek die je even goed langs de Nationale 7 aantreft.[3]
     Weliswaar was het Afrikaanse geld de absolute voorwaarde voor baron Von Freital geweest, tot aan de bruiloftsdag van zijn dochter beschouwde hij zichzelf als haar eigenaar, met dezelfde vanzelfsprekendheid waarmee hij zeilboten en kastelen bezat.[4]

Het kasteel van Laken.

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]