Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord klepperman. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord klepperman, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je klepperman in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord klepperman is hier. De definitie van het woord klepperman zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanklepperman, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
(beroep)(geschiedenis) nachtwaker, die gebruik maakte van een klepper om de aandacht te trekken wanneer hij informatie verspreidde
▸Van Leents prentenboek met achtentwintig pagina's vol originele afbeeldingen, waarvan veertien in kleur en evenzoveel in één tint, laten de ontwikkeling zien die op velerlei gebied heeft plaats gevonden. (…) Verjoeg de klepperman voorheen de dieven door zijn lawaai, nu bestrijdt politie te paard en te voet de criminelen.
▸⧖ Het publiek was zoo in z'n schik, toen de laatste toon gezongen was, dat er als 't ware een orkaan van applaus en handgeklap losbrak; waaraan de kellners op z'n best medededen, alsof ze allen van beroep kleppermannen waren.
▸De klepperlui liepen nog meer ineengedoken dan anders, en nijdiger dan ooit bromden zij hoe laat het was.
▸⧖ Eens ben ik op zulken dag in uwe Stad geweest, en meen gemerkt te hebben, dat Lantaarn-aansteekers, Klepperlieden, en dat zoort van volkje, dat onder den zeldzaamen naam van schup en bezem bekend staat, byzonder ook knegts en meiden ongemeen veel met deezen dag op hebben. Men heeft my verzekerd, dat men nooit vriendelyker gegroet, nooit vaardiger gediend wordt, dan in de laatste helft van December, en al dit slag van menschen veel gereeder is om op primo January te roepen: gelukzalig Nieuwjaar, Myn Heer en Mevrouw! dan op anderen tyden te zeggen: goeden morgen!
Weblink bron P.J. Buijnsters & Leontine Buijnsters-Smets“Lust en Leering. Geschiedenis van het Nederlandse kinderboek in de negentiende eeuw.” (2001), Waanders, Zwolle, ISBN 9040095299, p. 289
