minuscuul

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord minuscuul. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord minuscuul, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je minuscuul in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord minuscuul is hier. De definitie van het woord minuscuul zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanminuscuul, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • mi·nus·cuul
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zeer klein’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1929 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen minuscuul minusculer minuscuulst
verbogen minuscule minusculere minuscuulste
partitief minuscuuls minusculers -

minuscuul

  1. zeer klein
    • Het membraan laat alleen minuscule deeltjes door. 
    • Ze droeg een bikini met een minuscuul bovenstukje. 
     De rest van de heilige reep knaagde ik in minuscule hapjes gedurende de dag op.[2]
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]