partner

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord partner. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord partner, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je partner in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord partner is hier. De definitie van het woord partner zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanpartner, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • part·ner
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘deelgenoot’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • In de betekenis van 'wederhelft', sinds 1970 (in de uitdrukking ''partnerruil'') uit het Engels. [2]
  • Engels partner (en) is een ontlening uit Oudfrans partener (= mod. Frans partenaire), die ook in het Middelnederlands geleend is als partenaer, partener (= mod. Ned. partenier 'partvaarder'). De latere vorm is partenaar 'deelgenoot', 'echtgenoot' [3] (beïnvloed door partenaire), die thans vrijwel volledig door de Engelse term verdrongen is.
enkelvoud meervoud
naamwoord partner partners
verkleinwoord partnertje partnertjes

de partnerm

  1. iemand met wie men gezamenlijk iets onderneemt of handel drijft, zakenpartner, handelspartner
    • Zijn partners waren niet bereid nog meer geld in de zaak te steken. 
  2. deelgenoot in spelen, speelgenoot, mededanser
  3. iemand met wie men een vaste (huwelijkse of romantische) relatie heeft
    • Komt uw partner ook mee? 
     Door tijdelijk afstand van je vertrouwde leven te nemen en door zonder je partner op pad te gaan, krijg je tijd en ruimte om je leven vanuit een fris perspectief te bekijken, om de keuzes die je hebt gemaakt te analyseren en de tijd die voor je ligt te overdenken.[4]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]