pluktijd

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord pluktijd. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord pluktijd, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je pluktijd in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord pluktijd is hier. De definitie van het woord pluktijd zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanpluktijd, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • pluk·tijd
enkelvoud meervoud
naamwoord pluktijd pluktijden
verkleinwoord

de pluktijdm

  1. de tijd dat men kan fruit kan oogsten
    • ,,Zelf pluk ik het liefst in het voor- en najaar. In het voorjaar is er nog veel jong, vers blad. In het najaar komen er bessen, noten en tamme kastanjes bij. Heerlijk. Natuurlijk is de zomer ook een goede pluktijd, met veel eetbare bloemen, maar dan zijn de bladeren al wat verder.’’ [2] 
    • Maar de spreeuw laat zich nauwelijks zien. „Het is heel rustig”, stelt Vernooy. „Ook van lijsters en merels hebben we geen last.” De kersenteler is daar niet rouwig om. Vooral spreeuwen pikken graag een graantje mee van de oogst. Om die reden heeft Vernooy tijdens de pluktijd zo’n dertig ’heuers’ (naam voor spreeuwenverjagers in de Kromme Rijnstreek) in dienst die in ploegen de torens bemannen. [3] 
94 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]