schar

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord schar. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord schar, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je schar in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord schar is hier. De definitie van het woord schar zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanschar, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schar
Woordherkomst en -opbouw
1. Schar is een platvis die veel gevangen wordt.
enkelvoud meervoud
naamwoord schar scharren
verkleinwoord scharretje scharretjes

Zelfstandig naamwoord

 de scharv / m

  1. (straalvinnigen) (voeding) bepaald soort platvis, Limanda limanda op Wikispecies, die voorkomt in kustwateren van de noordoostelijke Atlantische Oceaan
     Zijn moeder had gepaneerde scharretjes gebakken, met aardappeltjes en botersla.
     Het percentage platvissen met leverkanker en huidziektes langs de Nederlandse kust en in de Noordzee is de laatste paar decennia drastisch gedaald. Dit is te danken aan een verbeterde waterkwaliteit en door minder kankerverwekkende stoffen, zoals polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK`s), in het bovenste deel van de zeebodem, waar platvissen als bot, tong, schol en schar leven.
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord schar -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

 de scharm

  1. langgerekte verwonding van de huid
      Als vader een beer zag, dan beval hij aan een van ons: daar is een beer; gij, zoon, grijp dien beer... En wie den beer grijpen moest, kwam er wel af met een krauw en een schar; toch, hij greep den beer! En dan zei mijn vader: goed zoo, jonk!
  2. laatste aangekoekte rest die je uit een pan schraapt
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
scharren

schar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scharren
    • Ik schar. 
  2. gebiedende wijs van scharren
    • Schar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scharren
    • Schar je? 

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen