sinjo

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord sinjo. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord sinjo, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je sinjo in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord sinjo is hier. De definitie van het woord sinjo zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vansinjo, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • sin·jo
enkelvoud meervoud
naamwoord sinjo sinjo's
verkleinwoord sinjootje sinjootjes

de sinjom

  1. (geschiedenis) (Nederlands-Indië) jongeheer, vooral gebruikt voor jongens en jongemannen van (deels) Europese afkomst
    • Aan één kant, aan de donkere kant, was een stenen trap, groen van algen en mos, maar het water was zwart en helder, je zag er de wolken in voorbijdrijven; er groeiden lotussen in en soms zag je iets bewegen, een vis. - Hoe komen die daar, mandoer? Door de lucht, gebracht door de vogels, sinjo. [3]
    • Ben je Holland vergeten? In Maart, het raam open, in een vliegende tocht, met je twee kinderen, jij in sarong en kabaai en Huig in een hemdje. Wil je jezelve en de kinderen vermoorden? Baboe, trek sinjo een baadje aan! [4]
  2. (geschiedenis) (pejoratief) (Nederlands-Indië) iemand van gemengd Europees-Indonesische afkomst
    • Ook vreesde zij dat haar echtgenoot daar zou terugvallen in zijn identiteit van Indische sinjo en dat hij van haar zou vervreemden. Zelf achtte Du Perron dit gevaar niet aanwezig, want vroeger was hij al zo weinig ‘njo’ geweest. [5]
    • Anwar noemde Sutan Sjahrir het type van de sinjo. Een sinjo was in Nederlands-Indië een Indo die zijn Indische wortels ontkende en in gedrag, kleding en omgangsvormen Hollander wilde zijn dan de Hollander. [6]
  • Door de toen gangbare rassenwaan heeft betekenis 2. zowel de connotatie "zich verheven voelend boven mensen van geheel van Indonesische afkomst" als "positieve karaktertrekken van Europeanen missend".
8 % van de Nederlanders;
6 % van de Vlamingen.[7]