smoking

• Geluid:  smoking    (hulp, bestand)

• smo·king

• In de betekenis van ‘geklede herenjas’ voor het eerst aangetroffen in 1897 ^[1]
• pseudo-Engels (afgeleid van smoking jacket)
• Naamwoord van handeling van smoken met het achtervoegsel -ing ^[2]

de smoking m

1. (kleding) een twee- of driedelig zwart kostuum gedragen als avondkleding

   ▸ Nadat het echtpaar Cairncross was vertrokken, keek hij omlaag en zag een vettig sliertje zalm aan zijn revers hangen. Verdorie, alweer een smoking naar de haaien.^[3]

• campingsmoking, pitbullsmoking

• smokingbroek, smokinghemd, smokingkostuum

• Het woord smoking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smoking" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• Geluid:  smoking (VS)    (hulp, bestand)

smoking

1. onvoltooid deelwoord van smoke

smoking

1. gerundium van smoke

smoking

1. (informeel) (seksueel) aantrekkelijk
2. (informeel) bekwaam, getalenteerd