Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
speeluur. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
speeluur, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
speeluur in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
speeluur is hier. De definitie van het woord
speeluur zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
speeluur, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
het speeluur o
- deel van de dag waarin mensen kunnen en mogen spelen
- Het stuk had scherper gemogen, met meer uitgesproken karakters en meer samenhang tussen het verhaal en wat er op het scherm aan footage wordt geprojecteerd. L.O.U.D. is een uitbundig speeluurtje. Er had alleen meer ingezeten.
- Veel ouders zullen zich daarin herkennen: kinderen betekenen een verrijking en tegelijkertijd een verarming van het leven. Veel zaken die vroeger zo gewoon waren, lijken onmogelijk na de komst van het kleine grut. Alles staat in het teken van hun welzijn en ouders komen op de tweede plaats. Maar niet in het leven van Franse ouders, meent Pamela Druckerman. C’est moi qui decide is een gevleugelde uitspraak bij de Fransen: ik beslis en kinderen hebben het maar te accepteren. Dit gegeven strekt zich uit tot in alle facetten van het gezinsleven: tijdens het eten, bij het naar bed gaan, op vakantie, tijdens conflicten en zelfs tijdens een vrij speeluurtje
- En na het het speeluurtje doen de maatjes een dutje in de auto om bij te komen.
- de tijd die nodig is om een spel te spelen
- Winnaar is de speler die alle anderen aan zich onderwerpt. Of dat nu op het slagveld, in de ruimte of op cultureel/maatschappelijk vlak is. Met de standaardinstellingen kost dat ongeveer twaalf speeluren, maar wie tevoren de spelomgeving groter maakt en meer concurrerende beschavingen toevoegt, kan speldagen met Civ V bezig zijn.
97 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.
|