Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
speknek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
speknek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
speknek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
speknek is hier. De definitie van het woord
speknek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
speknek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de speknek m
- een stevige dikke nek
- In de mangrove, boven een bassin met een miljoen liter water, opent een medewerker het luik. De kist zakt langzaam het water in. Het gigantische dier blijft stil liggen. Ook als het blauwe doek van zijn ogen wordt getrokken. Als de kist zich meer en meer met water vult, trekt een oppasser langzaam aan het net. De zeekoe komt in beweging. De kop en de dikke speknek komen omhoog en met een plons verdwijnt het dier onder water. [2]
- Maar de illustraties van zijn landgenoot Carll Cneut (winnaar Zilveren Penseel 2003) maken het tot een boek waarvoor je als een blok valt. Cneuts schilderingen trekken als magneten; je wilt je nog een keer laven aan de vrouw die, in prachtig paars gewaad, staat te jammeren aan het bed van de keizer. Zie met hoeveel details de po onder het bed is beschilderd. Een mooi contrast met de kleurige en gedetailleerde kostuums vormen de bleke bolle gezichten en de gekke kleine handjes en voetjes die Cneut zijn personages vaak meegeeft. De keizer torst boven zijn mooie kleren vele onderkinnen en een speknek. [3]
- dik, ruw, sterk en niet al te intelligent persoon
- In Tsjetsjenië sneuvelde ook de laatste illusie over het jonge Rusland: in dit gedeelte krijgt de documentaire zijn relevantie. De speknekken in uniform, de cynische spionnen, de gangsters, de opportunisten, de plunderaars: zij wonnen. En zij zijn nog steeds aan de macht. Goede mensen overleefden. Als het meezat. [4]
93 % |
van de Nederlanders;
|
75 % |
van de Vlamingen.[5]
|