Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
spreidstand. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
spreidstand, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
spreidstand in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
spreidstand is hier. De definitie van het woord
spreidstand zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
spreidstand, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de spreidstand m
- stand waarbij de benen ver uit elkaar staan
- ▸ Honderdvijftig meter na een bocht positioneert hij zich aan de rechterkant van de weg, en gaat hij in spreidstand staan. Hij spuugt op het asfalt, tuurt met een hand boven zijn ogen tegen het felle zonlicht door de heiige velden, op zoek naar een glimp van zijn zoon.[1]
- ▸ Sinds zijn smak in de openingsgame van de kwartfinale had Del Potro, met ingezwachtelde linkerknie, het doorglijden op gras gelaten voor wat het was. Moedeloos makend was daarom ook de glijdende spreidstand waarmee Djokovic bij elke scherpe slag zijn enkelbanden riskeerde om de bal terug te brengen – en daarin vaak nog slaagde ook.[2]
- (figuurlijk) moeilijke positie in een discussie waarbij je twee tegenovergestelde standpunten wilt verdedigen
- ▸ Commercieel is het een wat ingewikkelde spreidstand. Improviseren en lekker freaken met zijn band kon wel botsen met zijn wens veel mensen te bereiken.[3]
- ▸ Politici in de oppositie beloven gouden bergen. Burgers geloven graag sprookjes. Maar uiteindelijk respecteren ze alleen politici die doen wat ze zeggen, met resultaat komen. Politici die thuis doen of ze geen enkele Brusselse vergadering hebben bijgewoond, vallen door de mand. De spreidstand is onhoudbaar. Zij die zeggen dat een groot, fier land het recht heeft te doen wat het wil en Europa als boeman voorstellen worden vroeg of laat ontmaskerd.[4]
97 % |
van de Nederlanders;
|
98 % |
van de Vlamingen.[5]
|