stikke
Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord stikke. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord stikke, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je stikke in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord stikke is hier. De definitie van het woord stikke zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanstikke, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- stik·ke
| vervoeging van |
|---|
| stikken |
stikke
- aanvoegende wijs van stikken
- Het woord stikke staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- stik·ke
- Afkomstig van het Middelnederduitse woord "sticken" (een bepaalde diepte hebben)
- Afkomstig van het Middelnederduitse woord "stecken" (neersteken, overhoopsteken)
| Naar frequentie | 1481 |
|---|
| stamtijd | |||
|---|---|---|---|
| onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
| stikke ˈsdegə |
stikker ˈsdegʌ |
stak ˈsdɑg |
stukket ˈsdɔgəð |
| volledig | + | ||
stikke
- steken (b.v. de stekker in het stopcontact steken) (stecken)
- (informeel) toesteken (b.v. iemand voeding of geld toesteken) (zustecken)
- (informeel) toekomen laten (b.v. iemand een mededeling toekomen laten) (zukommen lassen, zustecken, unterjubeln)
- : stikke av
- : stikke frem
- : stikke i
- : stikke ind
- : stikke ned
- : stikke op
- : stikke ud
- : stikke hånden i lommen
je hand in je zak steken
- : stikke nøglen i låsen
de sleutel in het slot steken
stikke
- steken, doodsteken (in de zin van aanvallen) (stechen)
- «Offeret blev stukket ihjel med en ni cm lang køkkenkniv.»
- Het slachtoffer werd doodgestoken met een negen centimeter lange keukenmes.
- «Offeret blev stukket ihjel med en ni cm lang køkkenkniv.»
- steken (door een wesp gestoken worden) (stechen)
- steken (in de zin van bezeren) (verletzen durch Stechen)
- steken (met een prik; in de zin van enten, injecteren, injiceren, inspuiten, spuiten) (injizieren, impfen)
- (figuurlijk) kieskauwen aan, met lange tanden eten, met tegenzin eten (im Essen herumstochern)
- graveren (gravieren)
- uitsplitsen (Fleisch kleinschneiden)
- steken (van asperges) (Spargel stechen)
- stikke in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog
op website:ordnet.dk
- stik·ke
- Afkomstig van het Oudnoordse werkwoord stikka (ook: stika) (Nederlands: steken)
| Naar frequentie | 698 |
|---|
stikke
- overgankelijk steken (b.v. de stekker in het stopcontact steken) (stecken)
- «Han mislyktes, men klarte å stikke kniven i armen hennes så hun fikk betydelige skader.»
- Hij faalde, maar slaagde erin het mes in haar arm te steken, zodat ze aanzienlijke schade leed.
- «Han mislyktes, men klarte å stikke kniven i armen hennes så hun fikk betydelige skader.»
- overgankelijk bezeren (verletzen)
- «Vepsen stakk henne på kinnet.»
- De weps bezeerde haar op de wang.
- «Vepsen stakk henne på kinnet.»
- overgankelijk slachten of neersteken met een mes (schlachten)
- overgankelijk schuren (van de zon of van wol) (kratzen)