taboeret

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord taboeret. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord taboeret, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je taboeret in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord taboeret is hier. De definitie van het woord taboeret zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vantaboeret, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ta·boe·ret
  • van Frans tabouret, in de betekenis van ‘stoeltje zonder leuning’ aangetroffen vanaf 1778 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord taboeret taboeretten
verkleinwoord taboeretje taboeretjes

de taboeretm

  1. stoeltje zonder leuning voor rug of armen, laag krukje
     Het zogenaamde ‘krukrecht’ bepaalde namelijk nauwkeurig wie recht had op welke stoel. Hoe hoger je rang, hoe mooier en kostbaarder de zetel. Voor de hoogst aanwezige was er de canapé, gevolgd door onder meer armstoelen met en zonder leuningen, stoelen met en zonder bekleding, krukken (‘taboeretten’) met fluweel of van hout, en ten slotte zitkussens. De aanwezigen zonder krukrecht bleven staan.[3]
     Voor de overlevering dat kinderen aan tafel moesten staan in plaats van te zitten, heb ik geen aanwijzingen gevonden, en ook de legendarische stok-in-de-rug is meer iets waarmee ouders dreigden als iemand er onderuitgezakt bij zat, dan dat zij het hun kinderen aandeden. Mevrouw Aeijelts herinnert zich wel een opeenvolging van taboeretten, lager naarmate de kinderen groter werden; het gebrek aan een leuning zou het rechtop zitten bevorderen, en een rechte houding was wel de allereerste eis van de tafel-etiquette. auteur=Ileen Montijn[4]
     Hij glimlachte vriendelijk en zette zich op een taboeret naast Mary. ‘Vindt u goed dat ik hier ga zitten?’ vroeg hij.[5]
  • tabouret (officiële spelling tot 1954 en als toegelaten vorm tot 1996)
42 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. "taboeret" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  3. Bronlink geraadpleegd op 5 oktober 2022 Weblink bron
    Reinildis van Ditzhuyzen
    “De favoriete troon van Beatrix” (16 september 2002) op nrc.nl op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 5 oktober 2022 Weblink bron “Leven op stand 1890-1940.”, 6e druk (2000), Thomas Rap, Amsterdam, p. 175
  5. Bronlink geraadpleegd op 5 oktober 2022 Weblink bron “Met liefde en respect. Deel 2: Maskeravond.”, 2e druk (1987), De Boekerij, Amsterdam, ISBN 9022506568, p. 349
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be