tandarts

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord tandarts. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord tandarts, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je tandarts in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord tandarts is hier. De definitie van het woord tandarts zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vantandarts, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tand·arts
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tandarts tandartsen
verkleinwoord tandartsje tandartsjes

Zelfstandig naamwoord

de tandartsm

  1. (beroep) (medisch) een medisch specialist met universitair diploma op het gebied van de tandheelkunde
    • Mijn echtgenoot is tandarts en heeft een eigen praktijk. 
    • ‘Het is vervelend, maar ik ben goddank helemaal niet bang voor de tandarts. Ik ben dolgelukkig met die lui. Man! Die pijn wíl ik verdragen. Stel dat er géén tandartsen zouden zijn, dát zou pas erg zijn.’  
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. de Volkskrant Nathalie Huigsloot25 januari 2019 INTERVIEW JAN MULDER
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

tandarts

  1. (beroep)(medisch) tandarts


Veluws

Zelfstandig naamwoord

tandarts

  1. (beroep)(medisch) tandarts