Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
tijdsvorm. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
tijdsvorm, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
tijdsvorm in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
tijdsvorm is hier. De definitie van het woord
tijdsvorm zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
tijdsvorm, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de tijdsvorm m
- een van de 8 werkwoordstijden die het Nederlands kent
- De tekst bestaat uit enkelvoudige en samengestelde zinnen en laat zich goed voorlezen. Er is gebruikgemaakt van de tegenwoordige tijdsvorm en dialogen.[1]
- Van de dertig meest gebruikte werkwoorden in het Nederlands, is er zegge en schrijve één regelmatig: maken staat op de elfde plaats, tussen 29 onregelmatige broers.Taalkundigen nemen aan dat Nederlanders al die rijtjes onregelmatige vervoegingen inderdaad domweg uit het hoofd hebben geleerd en dat ze die indien nodig, razendsnel ópzoeken' in het denkbeeldige woordenboek dat iedere taalgebruiker in het hoofd heeft.Als dat zo is, stellen de Leidse taalkundigen dr A. van Santen en dr J. Lalleman, hanteren mensen die Nederlands spreken naast elkaar twee totaal verschillende mentale systemen om verleden-tijdsvormen te produceren.[2]
- Reden voor de sprong, zegt de auteur desgevraagd: nou ja, de tegenwoordige tijd geeft meer urgentie en onmiddellijkheid aan een handeling, en betrekt de lezer er meer bij. Kwestie van spanning verhogen, dus. Achteraf gezien een beetje ongelukkig, vindt hij ook, want zoiets kan wel nuttig zijn in een reportage, met lange beschrijvingen van een handeling of toestand, maar dit was een feitelijk nieuwsverhaal, met één alinea die in een andere tijdsvorm was gesteld. Dan werkt het inderdaad verwarrend, hoewel geen lezer echt zal hebben gedacht dat die inval nog moest gebeuren.[3]
98 % |
van de Nederlanders;
|
97 % |
van de Vlamingen.[4]
|