timp

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord timp. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord timp, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je timp in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord timp is hier. De definitie van het woord timp zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vantimp, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: timp.Timp


  • timp
enkelvoud meervoud
naamwoord timp timpen
verkleinwoord timpje timpjes

de timpm

  1. (voeding) broodje in de vorm van een langwerpige ruit of ovaal
    • Onze timpen zijn verwante broodjes, die eveneens een scheenbeenbrood voorstellen; in vroeger tijd vertoonden de uiteinden ook twee knobbels. (…) thans is de timp, met krenten gebakken, een feestgebak met Kerstmis o.a. te Rotterdam. [3]
  2. (verouderd) uiteinde dat in een punt uitloopt
    • Uit deze timp, dat de regte Hollandsche naam is, (topje van de tong, zegt men) spruiken nu twee voorname lange spieren, welker vezelen regt nederloopen. [4]
25 % van de Nederlanders;
12 % van de Vlamingen.[5]