Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
vloek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
vloek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
vloek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
vloek is hier. De definitie van het woord
vloek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
vloek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de vloek m
- bewust uitgesproken wens om iemand kwaad of leed aan te doen
- Er lijkt een vloek te rusten op dat verlaten huis.
- Dit team rekent af met de vloek die jarenlang over Oranje's penalty's hing.
- godslasterende uiting als iemand schrikt, zich bezeert of heel ontevreden is
- In de andere kamer hoorde hij een hoop gehijg, gestommel en af een toe een vloek.
- Ik slaakte een knetterende vloek.
- gevloek, vloekbaar, vloeken, vloeker, vloekgenoot, vloekgespan, vloekhout, vloekverbod, vloekverwant, vloekwaardig, vloekwoord
- in een vloek en een zucht
in een korte tijd, in de tijd die nodig is om een vloek en een zucht te slaken.
1. bewust uitgesproken wens om iemand kwaad of leed aan te doen
2. godslasterende uiting als iemand schrikt, zich bezeert of heel ontevreden is
vloek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vloeken
- gebiedende wijs van vloeken
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vloeken
100 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.[2]
|