Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
weel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
weel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
weel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
weel is hier. De definitie van het woord
weel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
weel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
het weel o
- (waterbeheer) water dat in een ronddraaiend omlaag stroomt
- (waterbeheer) diepe plas die door het kolkend water van een dijkdoorbraak is ontstaan en waar de vervangende dijk in een boog omheen is aangelegd
- Als een dijk doorbrak ontstond door het krachtig binnenstromende Scheldewater een weel of uitkolkingsgat.
- In het mooi geïllustreerde boek over Van den vos Reynaerde, uitgegeven bij het Davidsfonds in 1991 staan op pagina 207 drie foto's van binnenwateren: de Grote Geule bij Kieldrecht, een weel bij het Nederlandse Clinge (nabij fort Bedmar) en een uitloper van de vroegere Grote Geule, het Sint-Jacobsgat nabij de gemeentegrenzen van Meerdonk en De Klinge (in de buurt van de huidige Krekeldijk).
weel v (o)
- touw uit tenen of kabel uit staaldraad gevlochten
- Om het weel te vervaardigen gebruikt men taaije wilgenteenen van de rijswaarden, welke teenen men, tot eene aanmerkelijke lengte, in elkander draait.
- net om insecten of andere dieren te vangen
34 % |
van de Nederlanders;
|
30 % |
van de Vlamingen.
|
weel
- wiel, draaikolk, maalstroom