wiel

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord wiel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord wiel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je wiel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord wiel is hier. De definitie van het woord wiel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanwiel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wiel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘rad’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285
  • In de betekenis van ‘kolk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1187
enkelvoud meervoud
naamwoord wiel wielen
verkleinwoord wieltje wieltjes

Zelfstandig naamwoord

wiel

  1. o ronddraaiende schijf voor voortbeweging met minimale weerstand
     Gelukkig kwamen de zestien wielen net op tijd knarsend tot stilstand, gevolgd door een grote stofwolk.
Wiel achter de Rijndijk bij Elden
  1. v/m (waterbeheer) een poel net achter de dijk, ontstaan door verspoeling tijdens een dijkdoorbraak
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
wielen

wiel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wielen
    • Ik wiel. 
  2. gebiedende wijs van wielen
    • Wiel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wielen
    • Wiel je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Nedersaksisch

Persoonlijk voornaamwoord

wiel

  1. wij, we; 1e persoon meervoud nominatief
Schrijfwijzen


Veluws

Persoonlijk voornaamwoord

wiel

  1. wij, we; 1e persoon meervoud nominatief
Schrijfwijzen