winterseizoen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord winterseizoen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord winterseizoen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je winterseizoen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord winterseizoen is hier. De definitie van het woord winterseizoen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanwinterseizoen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • win·ter·sei·zoen
enkelvoud meervoud
naamwoord winterseizoen winterseizoenen
verkleinwoord

het winterseizoeno

  1. e periode van het jaar dat het heel koud is
     Door de diepe sneeuw werd het bos in het winterseizoen onbegaanbaar voor de tegenstander, die met te weinig ski's was uitgerust.[2]
     Hoteleigenaren en verhuurders in Oostenrijk staan ook niet te juichen bij de 'Schnitzel-Lockdown', zoals sommige Duitstalige media het nieuwe pakket maatregelen noemen. Maar voor Tom en Trudy Hinterer-Hoedjes, die appartementen verhuren in Bad Goisern, is dat altijd nog beter dan de totale lockdown van vorig winterseizoen. "Toen hebben we negen maanden zonder inkomsten gezeten. Weer zo'n lockdown, dat willen we echt niet. Dan hebben we een groot probleem."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028261396
  3. Bronlink geraadpleegd op 6 april 2022 Weblink bron
    Ivo Landman
    “'Schnitzellockdown' in Oostenrijk: wat staat skiërs te wachten?” (09-11-2021), NOS