wintertijd

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord wintertijd. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord wintertijd, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je wintertijd in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord wintertijd is hier. De definitie van het woord wintertijd zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanwintertijd, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • win·ter·tijd
enkelvoud meervoud
naamwoord wintertijd -
verkleinwoord - -

de wintertijdm

  1. de tijd zoals die geldt in de herfst- en wintermaanden, zonder dat de klok een uur vooruit is gezet
    • In Nederland is de wintertijd geldig van eind oktober tot en met eind maart. 
  2. de koude periode van het jaar
     Met natuurlijk dit verschil dat het toen niet nodig was om de stammen boven open vuur te houden als je ze samen moest voegen. Omdat daar geen bruggenbouw mogelijk was geweest in de wintertijd.[1]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628142
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be