zaadplanten

• Geluid:  zaadplanten    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈzatplɑntə(n) / (3 lettergrepen)

• zaad·plan·ten

• zaadplant met uitgang -en

de zaadplanten mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zaadplant

   ▸ Het vermoeden dat Eurapeen de zaadvorming ongunstig beïnvloedt, werd hierdoor bevestigd. Bij de teelt van zaadplanten is het daarom aan te raden dit fungicide alleen te gebruiken, als het optreden van hartrot een bestrijding noodzakelijk maakt.^[1]

2. meervoudsvorm als officiële benaming (planten) onderstam of onderafdeling Spermatophyta , vaatplanten die gekenmerkt worden door het bezit van zaadknoppen. De geslachtelijke voortplanting van zaadplanten gebeurt via zaden, die ontstaan uit bevruchte zaadknoppen. De zaden kunnen samen met de vruchtbladen vergroeid zijn tot vruchten, eventueel met verdere delen van de moederplant tot schijnvruchten

   ▸ Met tenminste 25.000 soorten zaadplanten en 8.000 soorten varens is de flora in het Maleisisch gebied (Zuidoost-Azie) een van de rijkste ter wereld.^[2]

• landplanten, planten

• bedektzadigen, naaktzadigen

• Het woord 'zaadplanten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• Zie Wikipedia voor meer informatie.