øre

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord øre. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord øre, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je øre in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord øre is hier. De definitie van het woord øre zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanøre, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Et øre
Een oor


  • øre
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord eyrir, dat van het Latijnse woord aureus (gouden munt) komt
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord eyra
o
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   øre     øret     ører     ørerne  
genitief   øres     ørets     ørers     ørernes  

øre, o

  1. (anatomie) oor
g
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   øre     øren     ører     ørerne  
genitief   øres     ørens     ørers     ørernes  

øre, g

  1. (financieel) øre (1/100ste deel van een Deense en Noorse kroon)


  • øre
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord eyrir, dat van het Latijnse woord aureus (gouden munt) komt
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord eyra
o
+
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   øre     øret     ører     ørene  
genitief   øres     ørets     ørers     ørenes  

øre, o

  1. (anatomie) oor

utstående øre, o (meestal in het meervoud)

  1. een afstaand oor, flapoor, zeiloor
m
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   øre     øren     ører     ørene  
genitief   øres     ørens     ørers     ørenes  

øre, m

  1. (financieel) øre (1/100ste deel van een Deense en Noorse kroon)
vervoeging
onbepaalde wijs øre
tegenwoordige tijd ører
verleden tijd ørte
voltooid
deelwoord
ørt
onvoltooid
deelwoord
ørende
lijdende vorm øres
gebiedende wijs ør
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

øre

  1. verward spreken, fantaseren
  2. dommelen, dutten, soezen
  3. zwindelen