Arzt

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord Arzt. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord Arzt, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je Arzt in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord Arzt is hier. De definitie van het woord Arzt zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanArzt, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • Arzt
  • Komt van de Middelhoogduitse woorden arzet en arzāt, die weer van het Oudhoogduitse arzāt stammen. Dit Oudhoogduitse woord komt van het Laatlatijnse woord archiater, dat zijnerzijds van het Oudgriekse woord αρχίατρος (archíatros) in de zin van "lijfarts, opperarts" stamt. Dit woord is uit de woorden αρχί (archí) "hoofd-, opper-" en ιατρός (iatrós) "arts" samengesteld.

Arzt m

  1. (beroep) arts
    «Ein Arzt hat gelernt, seinen Patienten zu helfen.»
    Een arts heeft geleerd om zijn patiënten te helpen.
    «Sie sollten den behandelnden Arzt konsultieren!»
    U moet de behandelende arts raadplegen!
    «Der leitende Arzt wurde geholt.»
    De leidende arts wordt gehaald.
    «Mit der Verletzung sollten Sie zum Arzt gehen.»
    Met die verwonding moet u naar de arts gaan.
    «Zu Risiken und Nebenwirkungen fragen Sie ihren Arzt oder Apotheker.»
    Vraag uw arts of apotheker naar risico's en bijwerkingen.
    «Er ist noch ein Arzt im Praktikum.»
    Hij is nog een arts in stage.

(spreektaal) bis der Arzt kommt

  • Zonder begrenzing.