Gschicht

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord Gschicht. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord Gschicht, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je Gschicht in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord Gschicht is hier. De definitie van het woord Gschicht zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanGschicht, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • Gschicht
  • Afkomstig van het Middelhoogduitse zelfstandige naamwoord  geschiht zn , dat van het Oudhoogduitse zelfstandige naamwoord  giskiht zn  komt (Nederlands: gebeurtenis, gebeuren, sinds de 16e eeuw ook verhaal)
  • Pennsylvania-Duits zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel g-
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Gschicht die Gschicht - - - - - -
datief re Gschicht der Gschicht - - - - - -
accusatief en Gschicht die Gschicht - - - - - -
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Gschicht die Gschicht Gschichde
Gschichte
die Gschichde
die Gschichte
datief re Gschicht der Gschicht Gschichde
Gschichte
de Gschichde
de Gschichte
accusatief en Gschicht die Gschicht Gschichde
Gschichte
die Gschichde
die Gschichte

Gschicht, v

  1. geen meervoud, (geschiedenis) geschiedenis
  2. verhaal
    «So was kenne mir vun sellre Gschicht lanne?»
    Dus, wat kunnen we leren van dit verhaal?
  3. affaire, verhouding