aanbevelen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  aanbevelen    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈambəˌvelə(n) / (4 lettergrepen)

Woordafbreking

• aan·be·ve·len

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘aanraden’ voor het eerst aangetroffen in 1656
• samenstelling van  aan vz  en  bevelen ww 

Werkwoord

aanbevelen

1. overgankelijk over iets of iemand bij iemand (positief) vertellen en adviseren om datgene/diegene te gebruiken/in te schakelen

   • Ik kan je Jan aanbevelen, want hij is een kundig en betrouwbaar boekhouder. 

2. overgankelijk aanprijzen

   • Ik kan je deze oude auto niet aanbevelen want hij heeft veel gebreken. 

   ▸ Een bestemming én manier van vakantie vieren die ons door de dame in het reisbureau overigens van harte werd aanbevolen.

3. (verouderd) toevertrouwen

Synoniemen

• : recommanderen

Verwante begrippen

• aantekenen, recommanderen

Verwante begrippen

• aanraden, adviseren, raad geven, raden

Afgeleide begrippen

• aanbeveelbaar, aanbevelenswaardig, aanbeveling

Uitdrukkingen en gezegden

• : iets warm aanbevelen

• : zich aanbevolen houden voor

• : iemand een geheim aanbevelen

Vertalingen

Gangbaarheid

• Het woord aanbevelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanbevelen" herkend door:

Verwijzingen