aanblik

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord aanblik. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord aanblik, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je aanblik in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord aanblik is hier. De definitie van het woord aanblik zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanaanblik, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • aan·blik
enkelvoud meervoud
naamwoord aanblik aanblikken
verkleinwoord - -

de aanblikm

  1. de blik van iemand
  2. het zien van iets
    • Hij genoot van de aanblik van al de mooie schilderijen in het museum. 
    • Bij de eerste aanblik van zijn verwoeste huis moest hij huilen. 
     Daarvoor was de eerste aanblik te heftig. Jeroen was volledig gekleed en zat met opgetrokken knieën in de douchecabine.[2]
     Het vervulde me met afschuw en ik kon de aanblik ervan niet verdragen.[3]
  3. het uiterlijk van iets of iemand
     Ze droeg een blouse met een kraag die met baleintjes werd opgehouden en bijna tot haar kin reikte, hetgeen haar een strenge aanblik gaf.[3]
vervoeging van
aanblikken

aanblik

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanblikken
    • ... dat ik aanblik. 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
naamwoord aanblik aanblikke

aanblik

  1. aanblik